6e leernetwerkbijeenkomst KOOZ: Een goudmijn aan kennis en inzichten

10-07-2023
0 reacties

Elkaars projecten en inzichten nóg beter leren kennen, oftewel ‘kennis uitwisselen’. Dat was het thema op 8 juni 2023. Onderzoekers en professionals kwamen bijeen voor presentaties van de projecten van het leernetwerk KOOZ, het bespreken van knelpunten, prangende vragen en het geven van tips.

Vlogs en vouchers

‘Het uitwisselen van vragen en expertise is al begonnen bij de mooie vlogs die jullie over de projecten hebben gemaakt,’ zo trapte KOOZ-voorzitter Krista Okma de bijeenkomst af. Waar gaat het project over? Wat zijn de mooist behaalde resultaten tot nu toe? Wat zijn de geleerde lessen of briljante mislukkingen? Dit waren de vragen die in de vlogs terugkwamen en waar onderzoekers van projecten tijdens de bijeenkomst nog meer over vertelden.

Uitwisselen gebeurt ook volop bij de vouchers, waarvan ZonMw er 20 heeft gehonoreerd, zo vertelde Patty Proost, programmamanager Preventie bij ZonMw. De subsidies zijn bestemd voor initiatieven voor kennisuitwisseling, samenwerking en afstemming binnen het programma Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap. Een kwart van de vouchers gaat naar initiatieven waarin vier of meer projecten met elkaar samenwerken. De andere subsidies gaan naar individuele projecten. Eén van de overstijgende projecten is het organiseren van het symposium op 26 september.

Nieuw project: Aanvullende Vragen Onbedoelde Zwangerschap - AVOZ

Maar liefst 25 projecten telde het ZonMw-programma Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap. Dit jaar is er een nieuw project aan toegevoegd: Aanvullende Vragen Onbedoelde Zwangerschap (AVOZ). De aanleiding hiervoor was de kennislacune die staatssecretaris Maarten van Ooijen van Volksgezondheid in zijn kamerbrief van 14 maart 2022 constateerde. Hij stelde dat er meer inzicht nodig is in de factoren die bijdragen aan een onbedoelde zwangerschap; de omstandigheden die bijdragen aan het besluit van de vrouw om een zwangerschap uit te dragen dan wel af te breken, en ervaringen met hulpverleningJens Henrichs, universitair docent prenatale psychologie bij de afdeling Verloskundige Wetenschap van het Amsterdam UMC, vertelde dat het nieuwe project zich richt op de ‘gemiddelde vrouw’ die een abortus meemaakt. ‘De meeste vrouwen die een abortus hebben meegemaakt zijn vaak juist niet jong of zeer kwetsbaar, maar zijn ouder dan 25 jaar en hebben al een gezin’, legde Henrichs uit.

AVOZ bestaat uit vier onderdelen:

  1. Welke factoren dragen bij aan een onbedoelde zwangerschap? Hiervoor wordt onder meer de Monitordata van expertisecentrum Rutgers geraadpleegd over de vraag waarom vrouwen anticonceptie niet of verkeerd gebruiken. Tevens doen de onderzoekers kwalitatieve interviews.
  2. Welke omstandigheden dragen bij aan het besluit om de onbedoelde zwangerschap uit te dragen dan wel af te breken? Hierover bestaan al veel studies, waardoor dit deel van het onderzoek eind 2023 klaar kan zijn.
  3. Wat zijn de ervaringen van vrouwen en hun partners met zorg en ondersteuning bij een onbedoelde zwangerschap? Hoe kunnen preventie, zorg en ondersteuning verbeterd worden? De onderzoekers maken gebruik van het cliënttevredenheidsonderzoek van Fiom. Ook vinden kwalitatieve interviews met vrouwen en partners plaats.
  4. Het combineren van de bevindingen en het doen van aanbevelingen.

Henrichs legde uit dat het project zoveel mogelijk aansluit bij lopend en bestaand onderzoek. ‘Om de doelgroep niet te zeer te belasten, doen we alleen extra interviews als het nodig is’, vertelde Henrichs. Want het gaat om gevoelige kwesties. ‘Vragen naar redenen voor een abortus, is vragen naar de verantwoording van een zeer persoonlijke keuze die niet alleen op rationele gronden gemaakt wordt’, aldus Henrichs.

De onderzoekers zullen de bevindingen voorleggen aan de deelnemers van het leernetwerk KOOZ en experts om samen te bespreken waar verbeteringen nodig zijn. ‘Op die manier willen we tot zinnige aanbevelingen komen voor de praktijk, preventie, zorg en nazorg’, aldus Henrichs. Het onderzoek moet in juni 2025 klaar zijn.

De onderzoeksgroep bestaat uit: Jenneke van Ditzhuijzen (UU, Amsterdam UMC), Jens Henrichs (UMCG, Amsterdam UMC), Ineke van der Vlugt (Rutgers) en Eline Dalmijn (Fiom).

RIVM monitor

Sinds drie jaar stelt het RIVM de Monitor onbedoelde (tiener)zwangerschappen samen. Het overzicht over 2022 bevat niet alleen algemene cijfers over het aantal ongeplande zwangerschappen en abortussen, maar bijvoorbeeld ook over hoe vaak mensen gebruikmaken van keuzehulp. De Monitor besteedt ditmaal ook aandacht aan preventie in het onderwijs waarbij de stimuleringsregeling Gezonde Relaties & Seksualiteit onder de loep werd genomen. RIVM-onderzoeker Agata Prusak ging in op het kwantitatieve deel van het onderzoek naar deze overheidssubsidie die middelbare scholen in staat stelde extra aandacht te besteden aan thema’s als onbedoelde zwangerschappen, grensoverschrijdend gedrag, seksuele diversiteit, verliefdheid en relaties, en seks via internet. In het schooljaar 2021-2022 maakten 567 scholen gebruik van de regeling. Uit het onderzoek blijkt dat er 40 erkende Gezonde School-interventies voor relationele en seksuele vorming binnen het onderwijs zijn. 86 procent van de deelnemende scholen maakte gebruik van zo’n erkende interventie. Toch heeft slechts 36 % van de scholen relationele en seksuele vorming vastgelegd in het beleid. ‘Dat is geen hoog percentage’, stelde Prusak.

Haar RIVM-collega Eline Roordink gaf uitleg over het kwantitatieve onderzoek naar de ervaringen met de stimuleringsregeling binnen het voortgezet (speciaal) onderwijs. Daarvoor werkten de onderzoekers met focusgroepen van adviseurs en coördinatoren van Gezonde Scholen (GSA’s en GSC’s). Ook interviewden ze 12 docenten. ‘Iedereen was te spreken over de stimuleringsregeling’, vertelde Roordink. Het gaf een boost aan de aandacht voor Gezonde Relaties & Seksualiteit, het aanbieden van lessen en structurele inbedding. ‘Ook bij de conciërges, het bestuur en vertrouwenspersonen kwam er meer bewustwording.’ Men was tevreden over het aanbod lespakketten en activiteiten zoals theater dat aansluit bij de doelgroep.

Maar er is ook ruimte voor verbetering, vertelde Roordink. Zo is het aanbod voor het vso beperkt. Ook bleek dat scholen de lespakketten zelf gaan aanpassen. Soms was er terughoudendheid omdat scholen bang waren dat het aanvragen veel werk zou zijn. Structurele borging van het thema is soms lastig voor scholen. Verder hebben scholen behoefte aan handleidingen of goede voorbeelden.

Momenteel werkt het RIVM aan de integratie van de Monitor Onbedoelde zwangerschap met de Monitor Kansrijke Start. Dit jaar zijn de twee tegelijk uitgebracht op de Website Monitoren Zwangerschap en Geboorte.

Werksessies - Ronde 1

Onderzoekers presenteerden tijdens de eerste ronde werksessies de voortgang  van 4 projecten. Ze legden uit waar hun project over gaat, wat de dilemma’s en resultaten zijn.

Preventie Onbedoelde Zwangerschap

In de regio Hollands-Midden blijkt 10 % van de nieuwe moeders jong (13-25 jaar) te zijn en minder anticonceptie te gebruiken, vertelde programma-adviseur Kirsty van de Geest. Leerlingen van het vso en mbo hebben een verhoogd risico op onbedoelde zwangerschap. Het project Preventie Onbedoelde Zwangerschap richt zich op deze scholen in Leiden en Alphen aan den Rijn. Hierin werken scholen, gemeenten, organisaties als Soa Aids NL, KNOV, CenteringZorg, GGD en ervaringsdeskundigen samen. TNO doet onderzoek.

Het doel is om via samenwerking in het netwerk en het invoeren van een integrale aanpak (educatie, voorzieningen, risicosignalering en beleid) de weerbaarheid van leerlingen te vergroten en onbedoelde zwangerschappen te voorkomen.

ONE – samen voor preventie van kwetsbare zwangerschappen in Almere

Almere is een jonge, multiculturele stad. Van Nederland heeft Flevoland het hoogste abortuscijfer (12,8 per 1000 vrouwen) en hoogste aantal tienermoeders (4,8 per 1000 vrouwen onder de 20 jaar). De doelstelling van het project ONE is: ‘Het komen tot een integrale lokale aanpak waarin toekomstige ouders in een kwetsbare situatie in Almere bij het maken van verantwoorde en gezonde reproductieve keuzes zo goed mogelijk worden geïnformeerd, ondersteund en empowered.’ Onderzoeker Jolieke Warmer en Isa Roelofsen, stagiair Health Sciences, legden uit dat er inmiddels interviews zijn gedaan met tienermeiden (23), tienerjongens (tot nu toe 9) en over onbedoelde zwangerschap (22). Het project kijkt ook naar client journeys van vrouwen die in de afgelopen vijf jaar een onbedoelde zwangerschap hadden om op deze manier sleutelmomenten voor interventies te identificeren. De eerste bevindingen laten zien dat seksuele voorlichting (door school en ouders) niet toereikend is. Jongeren hebben beperkte kennis en onrealistische verwachtingen van anticonceptiemethoden. Ook is er afkeer van hormonale anticonceptie waardoor vrouwen hiermee stoppen en kiezen voor periodieke onthouding. De nazorg is ontoereikend.

Kwetsbaarheid begrijpen

In Nederland gebruiken veel vrouwen anticonceptiemiddelen. De cijfers voor tienerzwangerschappen en abortus zijn vergeleken met andere landen laag. Toch zijn er specifieke groepen die extra kwetsbaar zijn voor onbedoelde zwangerschap, vertelde Hanneke de Graaf, programmamanager kennisontwikkeling en onderzoeker bij Rutgers. De studie ‘Kwetsbaarheid begrijpen’ kijkt naar deze groepen: praktisch opgeleide jongeren mbo niveau 1 en 2; vroegtijdige schoolverlaters en jongeren die geen werk hebben of onderwijs volgen.

Het onderzoek bestaat uit 2 studies. Allereerst een kwantitatieve vragenlijst onder jongeren uit deze groepen. Tot nu toe hebben 330 jongeren deze ingevuld, maar het zal niet lukken om het streefgetal van 500 te halen. Van de geplande 40 kwalitatieve interviews hebben er 10 plaatsgevonden (8 meiden, 2 jongens). Het doel is om meer inzicht te krijgen bij deze groepen als het gaat om onbedoelde zwangerschap. De studie put ook uit het grootschalige onderzoek Seks onder je 25ste om zicht te krijgen op: hoeveel onbedoelde en ongewenste zwangerschappen in deze drie groepen voorkomen, de risico- en beschermende factoren en ervaringen van jongeren.

(Na)Zorg bij ongewenste zwangerschap

Centraal in dit onderzoek staat de eerstelijnszorg aan vrouwen met ongewenste zwangerschap en hun partners. Daarvoor analyseren de onderzoekers gegevens van huisartsen en verloskundigen uit heel Nederland. Tevens voeren zij gesprekken met vrouwen, partners, verloskundigen en huisartsen. De vraag is: hoe kunnen vrouwen het beste door zorgverleners ondersteund kunnen worden.

Uit de analyse van landelijke data van verloskundigenpraktijen blijkt dat bij ongewenste zwangerschap een grotere kans is op vroeggeboorte, een lagere apgar-score en het inleiden van bevallingen. Maar er zijn geen verschillen voor te klein geboren kinderen, hoge bloeddruk, zwangerschapsdiabetes en obstetrische interventies. Vouwen met ongewenste zwangerschap blijken vaker pas na het eerste trimester voor het eerst bij de verloskundige te komen.

Een team van zorgverleners, ervaringsdeskundigen en belangenbehartigers kijkt mee met het onderzoek. ‘Het is waardevol, maar vraagt ook om goede planning’, zei Amke van Tintelen, onderzoeker bij het UMCG. ‘We leren veel van wat de betrokkenen ons vertellen.’

Werksessies - Ronde 2: prangende vragen en tips

Samen de energie vasthouden

Hoe zorg je dat deelnemers betrokken blijven bij je projecten en je samen de energie vasthoudt? Het was één van de prangende vragen die het leernetwerk besprak. Uit de discussie bleek dat langdurige betrokkenheid een klus kan zijn. Zo vertelde een deelnemer over een project in Heerlen, waarbij jonge vrouwen en mannen best een interview wilden geven, maar dat deelname voor vier jaar te hoog gegrepen is. Bij een project Kansrijke Start bleek iedereen het eerste jaar enthousiast. Maar daarna werd het minder. ‘Je moet de wegvloeiende energie zelf geven. Maar dat bleek bij sommige projecten best pittig’, zei de discussieleider.

Het maakt veel uit wie aan tafel zitten. Als er in netwerken veel wisselingen zijn en men nooit in dezelfde samenstelling bijeen is, moet informatie vaak herhaald worden. Het is lastiger de vaart erin te houden als er door personeelswisselingen telkens een ander deelneemt aan de bijeenkomsten. Het komt ook voor dat degenen aan tafel alles weten, maar hun collega’s in het project te weinig meenemen. Of neem de projectleider die maar blijft zenden, omdat er weinig input van andere partijen is. Kortom, hoe zit het met het eigenaarschap? Zitten mensen aan tafel vooral te luisteren, of nemen ze initiatief en dragen ze bij. Ondanks vacatiegelden kan alles toch als een plumpudding in elkaar zakken. Maar aan het begin van de samenwerking hebben partijen hun handtekening onder de intentieverklaring gezet. Een organisatie kan op dat commitment aangesproken worden.

Tips

Het is bij samenwerken belangrijk om te weten wat de doelen zijn en op welk niveau. Is het helder wat iedereen wil, wat de gewenste verandering of uitkomst is? Draagt het project daaraan bij? Een persoonlijke en mensgerichte aanpak en relatiebeheer kan helpen om de betrokkenheid vast te houden. Ook kan het goed zijn om mensen op verantwoordelijkheden aan te spreken. Het is belangrijk om te blijven kijken waar de winst voor organisaties zit. Het mag ook iets zijn waarvoor je moeite moet doen om het voor elkaar te krijgen.

Indien gedurende de looptijd van het project inhoudelijke wijzigingen optreden ten opzichte van de oorspronkelijke subsidieaanvraag bent u verplicht dit te melden aan ZonMw zodra dit bekend is en hiermee niet te wachten tot het jaarlijkse voortgangsverslag. Als het goed gaat is het fijn en van belang om ook samen de successen te vieren.

Van wetenschap naar praktijk

Hoe breng je de resultaten van je project op een goede wijze naar de praktijk? Hoe zorg je ervoor dat deze praktisch en toepasbaar zijn, en goed landen bij de mensen die ermee aan de slag gaan?

Tijdens de discussie bleek dat dit best een toer kan zijn. Er is vaak een discrepantie tussen de onderzoekers die een vraag hebben, terwijl de praktijk juist de oplossing en het antwoord wil. Het matcht niet altijd. Dat is een breder probleem. Zelfs professionals weten vaak niet van elkaar waar ze mee bezig zijn. De uitkomsten van onderzoek zijn vaak niet bekend bij de cliënt en sluiten ook niet aan. Effectieve interventies kunnen wel in bepaalde gebieden goed worden opgepakt, maar landelijk dan weer niet.

Tips

Een deelnemer adviseerde: blijf als wetenschapper aansluiten, aansluiten, aansluiten! Zoals een project in Den Haag, dat een focusgroep heeft met moeders uit diverse culturen, die deelnemen aan tafelgesprekken en verbeterpunten kunnen aangeven. Het is goed om de praktijk bij het onderzoek te betrekken. Zorg dat het onderzoek aansluit bij de behoeften van de praktijk. Ook is het belangrijk om een gezamenlijke taal te spreken en je te verdiepen in de ander. Pas als je begrijpt hoe de ander denkt, kun je het project of plan beter uitleggen en heb je een effectievere beïnvloeding. Het kan helpen om personen aan te wijzen die de oplossing concreet maken. Ook bij bijeenkomsten over onderzoek zouden meer praktijkmensen, zoals verloskundigen, betrokken kunnen worden.

What’s next?

  • 26 september 2023: Het symposium dat wordt gefinancierd via één van de vouchers en waarbij meerdere projecten met elkaar samenwerken.
  • 10 oktober 2023: De volgende bijeenkomst van het leernetwerk KOOZ.

Afbeeldingen

Bekijk ook

Cookie-instellingen